ijsje

1. ga voor comfort

Neem een compacte en lichte camera mee. Een DSLR-camera is
vaak vrij groot en zwaar. Als je hem de hele dag bij je draagt,
voel je dat aan het einde van de dag aan je nek, schouder of
rug. Tegenwoordig kan je met kleine camera ook hele mooie
foto’s maken. Een systeemcamera kan net zo goed zijn als een
DSLR-camera . Met de camera op je smartphone kom je ook heel
ver. De kwaliteit van de foto is zeker goed genoeg om te delen
op social media.
muur

2. kies een zoomlens of wijde lens

Op reis kom je heel veel verschillende dingen tegen die je
kan fotograferen: landschap, architectuur, mensen, eten, details,
etc. Dat maakt het soms moeilijk om te bepalen wat voor lens je
mee moet nemen. Het is het handigst als je niet van lens hoeft te
wisselen op reis, dus dat je 1 lens kiest waarmee je zowel architectuur
als mensen en details kan fotograferen. Een zoomlens
zoals een 18-105mm of een wijde lens zoals een 24mm of 35mm
lens is hier bijvoorbeeld geschikt voor.
DSC_0604

3. schiet in JPEG

Schiet je vakantiefoto’s in JPEG in plaats van RAW. Dit zou ik
normaal niet adviseren, maar voor vakantiefoto’s kan het fijn
zijn om ze niet te hoeven nabewerken. Dit scheelt veel tijd en
vakantie moet wel vakantie blijven. Als vakantie voor jou juist
het moment is om de camera uit de kast te halen en mooie
foto’s te maken, raad ik wél aan om in RAW te werken. Daarmee
heb je veel meer mogelijkheden in de nabewerking.
DSC_0028

4. camera met WIFI

Wat zeker handig is op vakantie, is een camera met WiFi.
Daarmee kun je direct je gemaakte foto’s naar je telefoon sturen
en ze online delen. Super handig en vaak een betere kwaliteit
dan een foto van een telefoon. Dit kan je ook doen met een SDkaart
met WiFi.